6. De Tachtigjarige Oorlog

De Spanjaarden in ons land

De opkomst van de Reformatie, gesteund door de sympathiserende Willem van Oranje, gaat in 1566 gepaard met een beeldenstorm en leidt tot een heftige confrontatie met de rooms-katholieke landsheer van de Nederlanden: de Spaanse koning Philips II. Dat resulteert in 1568 tot het uitbreken van de zogenaamde Tachtigjarige Oorlog. De represailles van de Spanjaarden zijn meedogenloos. Steden worden belegerd, dorpen in brand gestoken en geplunderd en het protestantse bevolkingsdeel bloedig gestraft.

≡ info afbeelding
Afb. 24 - De kerk met de Brederodekapel wordt in 1572/1573 verwoest door de Spanjaarden. We zien hier in vogelvlucht de ruïne van de kerk omstreeks 1590. Alleen de muren staan nog overeind. De toren is wonderwel gespaard. Kort na 1596 zou een gedeeltelijk herstel plaatsvinden. Fraai is te zien hoe het hoog gelegen kerkterrein is ommuurd. In de muur zijn drie met schotten af te sluiten poortgebouwtjes aangebracht. Bij overstroming van het dorp door het Wijkermeer of bij andere calamiteiten diende het terrein als vluchtplaats van de dorpelingen. Zie ook de afbeeldingen 2 en 25.
Kaartfragment getekend door Pieter Bruinsz, Gemeentearchief Amsterdam

De gevolgen voor Velsen

Bij de belegering van Haarlem in 1572/1573 heeft de omgeving van de stad zwaar te lijden, omdat de Spanjaarden voor de bouw van legerkampen en verdedigings- en aanvalswerken veel hout nodig hebben. Daarvoor worden zonder pardon de grote bouwwerken in en bij de dorpen in de omgeving van hun houtwerk ontdaan. Binnen het gebied van Velsen zijn de dorpskerk van Velsen en de St. Patrickskapel en de korenmolen in Santpoort het kind van de rekening.

De Tachtigjarige Oorlog woedt dan wel, maar resulteert in 1577 al in de terugtrekking van de Spaanse troepen uit onze streken. In 1588 volgt zelfs de verzelfstandiging van de noordelijke Nederlanden (een statenbond, genaamd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden) onder een nieuwe calvinistische overheid.

Wat de dorpskerk van Velsen betreft, zijn de 12de-eeuwse zaalkerk, de 13de-eeuwse Brederodekapel, het koor met de aangebouwde sacristie en de rond 1500 gebouwde zijbeuk volkomen vernield. Tijdens de verwoesting van de kerk is pastoor Dillis Jansz belast met de zielzorg. Hij sterft kort daarna. De kerk wordt door de gereformeerde overheid genaast.

≡ info afbeelding
Afb. 25 - De kerk omstreeks 1640. De oorspronkelijke zaalkerk is dan al jaren hersteld. De zijbeuk en de restanten van het koor zijn verder tot ruïne vervallen.
Een 18de-eeuwse tekening naar een 17de-eeuws voorbeeld. Toegeschreven aan Pieter Saenredam. Verblijfplaats onbekend

De rooms-katholieke Kerk

Het overgrote deel van de nog rooms-katholiek gebleven bevolking is genoodzaakt zijn geloof in particuliere huizen te belijden. Dit missiewerk wordt geleid vanuit het nog functionerende Haarlemse kapittel. Als landelijk de rust enigszins stabiliseert en er rond 1600 zelfs sprake is van een groeiende welvaart, krijgt ook de plaatselijke rooms-katholieke gemeenschap de kans om een boerderij in Driehuis als godshuis in te richten.

Onder voorwaarden wordt het houden van erediensten daar door de plaatselijke gereformeerde overheid toegestaan, inclusief de bedevaart. De kerk is vanaf dat moment niet meer aan Paulus, maar aan Engelmundus gewijd. De pelgrims bezoeken zeker tot in de 18de eeuw de kerkboerderij in Driehuis, om bij deze heilige genezing te zoeken.


≡ info afbeelding
Afb. 26 - De kerk in 1740. De ruines van de zijbeuk en het koor zijn opgeruimd. In 1773 wordt de kerk aan de oostkant met zeven meter verlengd.
Anonieme tekening. Collectie Bodel Nijenhuis

De eerste gereformeerde dominee

In 1584 wordt Johannes de Wolff als eerste gereformeerde dominee voor de bediening van de dorpskerk in Velsen beroepen. De kerk is echter zoals gemeld totaal verwoest en hij is gedwongen de kerkdiensten tot omstreeks 1597, het jaar van herstel van de oude zaalkerk, in de school tegenover de kerktoren te houden.12