Ik heb altijd al iets met kippen gehad. Toen ik op 29 augustus 1981 het huis aan de Torenstraat waar Marie-Fleur en ik wonen betrok, had ik voor het eerst in mijn leven een tuin. Jaren had ik uitgekeken naar een huis op de grond en was met mijn toenmalige partner aan het nadenken over een van de destijds nieuw te bouwen huizen aan de Minister van Houtenlaan. Maar toen kwam er ineens het bericht dat er drie krotten in Oud Velsen in de verkoop zouden gaan. Ik heb in de jaren ’60 en ’70 vaak door de verpauperde buurt gelopen en steeds gedacht dat ik daar ooit zou willen wonen. Na jaren politieke discussie over wat er met de haveloze resten uit het verleden moest gebeuren, was besloten dat ze gerestaureerd moesten worden. Geen seconde geaarzeld en mijn naam kwam op de wachtlijst en ik viel ook nog in de prijzen, samen met de fam. Bergmans en Rob Stam en Loes de Fauwe. Restaureren bleek al snel geen optie. Het hele rijtje 11 t/m 15 bleek door en door rot te zijn en moest in zijn geheel tegen de vlakte. De bulldozer kwam en alleen het huis van de familie Van Dijke op de hoek bleef als enige overeind. Raar gezicht was dat. Marja aan de overkant keek vanaf dat moment direct op de Stationsweg en wij tegen een zandbak.




De panden zijn volledig uit nieuwe materialen herbouwd. De nog bruikbare oude materialen, zoals oude steentjes, tegels en ornamenten zijn afgevoerd en hebben we nooit meer terug gezien.
Terug naar de kip. Kort na de verhuizing knutselde ik met een vriend een soort kippenhok in elkaar waar ik twee bastaard hennen in huisvestte, waarvan er één Punky moest heten van mijn toenmalige huisgenote, want er zat een soort kuif op. Eieren leggen deden ze niet, vermoedelijk om leeftijdstechnische redenen. Na enkele jaren heb ik ze naar vrienden in de polder gebracht, waar ze zijn verdronken omdat ze op een tak boven een sloot sliepen en waar ze op een nacht door de storm zijn afgeblazen. Kippen hebben vele kwaliteiten, maar zijn verder tamelijk dom. Deze tragische gebeurtenis bood me wel de mogelijkheid om met een echt ras van start te gaan en vanaf die tijd hebben vele hoenders in allerlei soorten en maten mijn tuin bevolkt. Klachten van buren hebben mij nooit bereikt. Ik heb zelfs in het pakhuis van de familie Honk en op zolder, honderden kuikens gefokt, niet om op te eten, maar om op tentoonstellingen te laten keuren. De exemplaren die overbleven gingen naar Rinus Gunzel, die er duurzame soep van maakte. Momenteel heb ik drie rassen, waarvan één het grootste ter wereld is en een ander het kleinste.
Tot zover de levende kippen. Ik ben ook altijd een groot liefhebber geweest van de exemplaren die voor consumptie gefokt zijn. Het gaat dan niet over de smakeloze plofkip, maar de kip zoals kip bedoeld is, met een echte kipsmaak. Gelukkig delen Marie–Fleur en ik dezelfde culinaire interesses, wat erop neerkomt dat er tenminste één keer per week kip wordt gegeten. Die bereiden we op talloze manieren, alle continenten vertegenwoordigend. Heel soms kopen we een Poule de Bresse, die nu op sommige plekken ook in Nederland te koop is. Maar de knoflookkip, al of niet de Bresse, waarvan ik het recept ooit eens opdook, komt vroeg of laat altijd weer terug in onze keuken. Het schijnt een recept uit de Provence te zijn en vanzelfsprekend van grootmoeders. Nu zijn er zijn vele varianten knoflookkip, maar deze is wel heel bijzonder en is heel eenvoudig klaar te maken. Je moet wel wat geduld hebben, want hij gaat op een lage temperatuur de oven in. Je gebruikt weliswaar heel veel knoflook, maar die bak je apart mee, dus je kunt ervoor kiezen of je het eet. Doordat je de tenen met velletje en al bakt, krijg je een heel speciale smaak, die samen met de cognac een onvergetelijke indruk achterlaat. Overigens, op de manier klaargemaakt zoals ik beschrijf, ga je er niet van stinken.